Zoals gezegd in kabelgoten of boekbinders. Deze boekbinders zijn in diverse afmetingen verkrijgbaar. In een binder met een diameter van 10mm kun je ongeveer 12 draadjes (0,25mm²) of 16 (0,14mm²) kwijt. Dan zit zo een ding echt vol. Moeten er nog meer draden doorheen dan een grotere diameter gebruiken of kabelgoot. En voor ieder soort draad een ander kanaal maken. Dus één voor wissel en sein bediening, één voor terugmelders, één voor (digitale) baanspanning. en één voor overige voedingsdraden (16VAC en 12VDC).
Op bijgevoegde foto's kun je zien hoe dat loopt. In het schaduwstation en in overdekte baanstukken liggen de "kabelgoten" gewoon naast de rails. Dat zie je straks als het landschap erop ligt toch niet meer en van onderaf is het altijd nog bereikbaar. De draden voor in het zicht liggende railstukken worden op dezelfde manier door boekbinders geleid maar nu aan het frame bevestigd, onder de baan dus. Kastjes voor decoders en andere hulpmiddelen worden ook aan het frame bevestigd of op de plaat geschroefd.
In de helix zie je twee kastjes zitten. Één is een terugmelder en de ander een decoder voor wissels en seinen. Deze kastjes worden daar geplaatst waar ook de terugmelders en de wissels in de baan zijn gesitueerd. Dan houd je de toevoerdraden zo kort mogelijk. De rijspanning wordt in de Helix aan de rechtop staande (zwarte) plank verdeeld. Zo kan iedere wending van de helix van spanning worden voorzien.
Om de twee meter maak ik een dergelijke 'verdeelplaat'. Deze worden door dikkere draden (de ringleiding) met elkaar verbonden en vanuit deze verdeelbloks gaan dan dunnere draadjes naar de railaansluitingen. Die zijn dan ook maximaal een meter lang. Op die manier houd je de boel overzichtelijk en door kortere draden minder kans op verlies. Bedenk hoe langer de draden hoe moeilijker het straks wordt om de boel nog uit elkaar te houden. De draden van de ringleidingen voer ik door PVC buis van het eene verdeelblok naar het andere.