Een tijdje terug vond ik
deze link, een verzameling oudere catalogi van Märklin, met daarin o.a. de Märklin 459 (uit 1950), 7192 en 7292(1976), 7592 (1977). De 74923 (C) is van na die tijd.
Wat al die spoorbomen met elkaar gemeen hebben is een (monostabiele) spoel per hele of halve boom. Zo'n spoel kan echt heet worden, de rest eigenlijk niet (bij kortsluiting warmt de boel hooguit wat op).
De spoelen werken, want de bomen gewoon sluiten als er een trein langs komt.
CiteerDe treinen passeren zonder in te houden, de halve spoorbomen openen en sluiten zonder haperingen.
Oorzaak is ongetwijfeld dat de overweg door al die passerende treinen soms langdurig gesloten is en het spoeltje voor het aantrekken van de bomen dan dus lang bekrachtigd blijft.
Dat kan zijn (maar ik heb het nooit bemerkt), maar wat maakt dan dat een spoel zo heet wordt dat hij hitte afgeeft aan de omgeving (oorzaak).
Ik heb er geen idee van. Loopt zo'n spoel op z'n eind?
Als je een weerstand plaatst dan krijgt de spoel minder spanning tijdens het aantrekken, en wordt daardoor gevoeliger voor het spetteren van de wielen op de contactrails. Beter zou zijn om de overweg anders aan te sluiten dan door Märklin werd beoogd. Maar voor het warm worden van een spoel zal het op zich weinig uitmaken.
Ik herinner me iemand die het echt anders deed,
met een timer of zo, dat heeft 2 voordelen (minder spanningsverlies, want geen contactrails, en dicht is dicht, zonder gespetter).
Dat "spetteren" kun je ook onderdrukken met een condensator die het signaal gladder trekt.