Draadje is afgesplitst van een ander draadjeIn het draadje
De bouwdoos en zijn voorbeeld ... komen allerlei bouwdozen ter sprake
en het origineel waarvan elk model is afgeleid.
Soms is dat simpel, soms moeilijk, soms onmogelijk.
Opzet, inhoudDit draadje gaat over de
Württembergse Standaard Stations.
Dat gaat om types (I, IIa, IIb, IIIa, IIIb), kenmerken, en (epoche afhankelijke) stijlen
van stationsgebouwen in het echt, en in model.
Voor wie het interesseert is er een spreadsheet,
en die bevat links naar internet (van echte stationsgebouwen, spoorlijnen, foto's, en modellen).
OntstaansgeschiedenisWürttembergse Standaard Stations zijn simpel te typeren:
Type I, type IIa en Type IIIa is een pdf-bestand met tekeningen van buitenkant en interieur van dergelijke station.
Het bestand is te downloaden vanaf de Bottwartalbahn vereniging.
Dat is een club die een museumlijn realiseert op een "vergeten baan".
Het stuk gaat over H0e stations. Smalspoor dus.
Smalspoor, dat is misleidend al klopt dat toevallig voor de Bottwartal Bahn.
Die spoorlijn is inderdaad smalspoor.
Württembergse Standaard Stations zijn allemaal (een kleine 60) gebouwd door één opdrachtgever (met aantal private maatschappijen erom heen).
Al die stations en spoorlijnen zijn in amper 20 jaar gerealiseerd, met grote haast, dus door standaardisatie, en om geld te besparen zijn lijnen vaak als smalspoor uitgevoerd, maar voorbereid op normaalspoor.
Zo werden stations, bruggen en tunnels alvast gemaakt voor normaal spoor opdat dit dan later alsnog simpel kon. Zover is het vaak niet gekomen, omdat een trein die soms maximaal 20 kilometer per uur kan rijden op een steil (tot 4%) en bochtig traject niet kan concurreren met de auto.
De politiek toen (de auto was er nog niet) was om de meeste dalen te ontsluiten met een spoorlijn,
om zo de industrialisatie te versnellen, en dat plan slaagde, zozeer dat sommige dalen ontvolkt raakten (want nog niet ontsloten).
De bedoeling was ook dat uitsluitend particulieren de banen zouden aanleggen (en niet de overheid) maar daarvan kwam niets terecht, dus nam de overheid het voortouw.
Uiteindelijk moesten de gemeenten de grond (voor de spoorbaan) om niet afstaan, en de stationsgebouwen zelf bouwen en betalen, en daarop strandde na WO-II het schip. Rond 1980 hadden de meeste gemeenten daarvan schoon genoeg, stopten de betalingen, en kort daarop stopten ook de spoorlijnen. Formeel omdat er niets meer te vervoeren viel.
Na de nodige oorlogen, en de introductie van de heilige koe ligt alles anders.
Autowegen gaan voor, wat te doen met al die spoorlijnen?
Tussen 1980 en 2010 zijn talloze lijnen afgebroken en, met EEG-subsidie, omgebouwd tot lange afstands fietspaden.
Veel stationsgebouwen bleven staan, werden verkocht, en omgebouwd tot woonhuis, kroeg, amateurtheaterzaal, museum, e.t.c. Die zijn er dus nog.
De documentatie is deels te vinden op sites van LA-fietsers, en mensen die "vergeten spoorlijnen" bewandelen (of met de auto volgen).
Die documentatie is ontsloten via de Duitstalige wikipedia, en gedeeltelijk via de Engelstalige, maar niet in het Nederlands/Vlaams. Die uitleg vind je hier.
Bijlage:Als bijlage van dit bericht hangt een .TRA-bestand. Dat bestand bevat een spreadsheet met 4 werkbladen.
Je kunt het openen door de extensie te vervangen door .XLSX.
Als bijlage hang ik er telkens de laatste versie aan, want af en toe zijn er nog wat toevoegingen.
Dat komt omdat de Duitstalige wikipedia niet volledig is, en er wordt nog aan gewerkt.
Het is min of meer toeval om meer normaalspoor/smalspoor WSS-exemplaren te vinden dan is opgesomd.
ModellenHoewel er in het Bottswartal-artikel verwezen wordt naar een Toppmodell Bahnhof van Kleinbotwar op
bahnonline.ch, is die link allang niet meer te vinden (
zoektocht mislukt. De link in dat artikel geeft dan ook een foutmelding).
Het station zelf bleek trouwens ook onvindbaar (afgebroken dus).
Een speurtocht op Ebay leidde tot een waslijst aan namen voor één en het zelfde type stationsgebouw, van verschillende merken, zoals Faller, Plastoy, Pola, Vau-Pe, Kibri en Noch, en enkele supermodellen van merken zoals Topmodell. Aanvankelijk leken al die stations op elkaar. En toch ook weer niet. En daarom is bouwjargon nodig (architectuur) om de verschillen te leren zien.
Bouwbegrippen zijn o.a. te vinden bij
www.joostdevree.nl en in de wikipedia. Maar omdat het om (zuid-)Duitse bouw gaat, is vooral de Duitstalige wikipedia in het voordeel: die biedt meer typerend Duitse (midden-Europese) bouwdetails
aan. en informatie over stationsgebouwen en (zelfs opgeheven) spoorlijnen.
Het begon hiermee:Citaat van: Hanzi op maandag 06 september 2021, 20:11:31
Citaat van: Jan22 op maandag 06 september 2021, 19:39:46
Niedlingen, Pola 551?
Ja klopt Jan, die naam Niedlingen hoort ook weer niet bij dit station.
Deze is volgens mij van Faller en de vraag is, of er ook een origineel van bestaat/bestond.
Citaat van: Hanzi op maandag 06 september 2021, 21:36:24
(...) Bahnhof Unter-Lenningen lijkt wel redelijk op het Faller station (...).
Faller noemt het tegenwoordig Bruderstadt art.nr. 190072.
Uber-Lenningen heeft trouwens een zelfde station als Unter-Lenningen .
Zou dit station model hebben gestaan voor het Faller station en heeft Faller het verbreed, wat kozijnen toegevoegd en het dak aangepast, of staat het origineel toch ergens anders? Oordeel zelf.
bron: Lenningen
Ik reageer daarop met:
Citaat van: Jan22 op dinsdag 07 september 2021, 00:01:08
Er zijn een paar varianten de moeite waard om te vergelijken:
(...)
BeschrijvingsmodelHoe beschrijf je een model zodanig dat je het kunt vergelijken met een ander gebouw (al dan niet model 1:87 of of 1:1)?
- het aantal ramen pal onder de nok (aan voor- en zijkant) (1,2,3 of 7?),
- dwarsbalk onder de nok (boven het raam, hanenbalk?)
- pirons (versieringen op het dak zoals pieken, windvaantjes, antennes)
- wel/geen wolfskap (wolfseinden x4, x2 of niet), indien niet: zadeldak?
- dakkapel wel/niet, en zo ja waar (op zadeldak of op wolfseind)
- vlaamse gevels (0, 1 of 2)
- kruisdak of steekdak (wel of geen kruiselingse nok),
- het aantal schoorstenen en de lokatie ervan (t.o.v. spoor of straat)
- vorm en kleur van de schoorstenen
- het aantal ramen en deuren op de begane grond
- het aantal ramen op de 1e verdieping (als die er is)
- de beschroting (aan-/af- wezig) en indien aanwezig: zolder (ja/nee), 1e verdieping(ja/nee), begane grond(ja/nee-
- gestucte muur, bakstenen muur, vakwerkmuur, schindel-muur (4 varianten, en er is een 5e variant met een zandstenen muur op de begane grond waarschijnlijk van een andere bouwer of door renovatie naar een andere bouwstijl)
- patrijspoorten op zolder (alleen bij type IIIa en IIIb).
Hoe meer je weet, hoe meer verschillen je kunt onderscheiden
(het zijn allemaal variabelen, en sommige kwamen variabel voor in het echt bij WSS-types).
Epoche, tijdvak, stijlWelke van deze kenmerken zijn stijlbepaald (dus epoche afhankelijk) en welke niet?
Dat is vaak niet meer na te gaan omdat de meeste foto's gemaakt zijn na 1980.
- De wolfskap is duidelijk: wegens te duur later geschrapt als standaard.
- De dakkapel moest wijken voor de vlaamse gevel (meer sta-ruimte).
- Veel gebouwen zijn ook gebouwd én zonder vlaamse gevel, én zonder dakkapel.
- De vakwerkmuur is duidelijk: later geschrapt als standaard.
- Een bakstenen muur was er niet in de eerste epoche van WSS types (eerder en later wel, en tijdens ook bij Vering & Wächter stations)
- De beschroting (warmteisolatie) rotte vaak van de muur af, en werd niet overal gehandhaafd.
Om een gebouw te kunnen beschrijven zijn dus bouwtermen en bouwstijlen nodig.
Die staan o.a. uitgelegd in de wikipedia.
Van die bouwstijl ga ik in dit draadje een en ander laten zien:
met pijlen in foto's en met namen erbij om die kenmerken te benoemen in bouwtermen.
Ik zal regelmatig bronnen noemen, en ernaar verwijzen.
Faller geeft tegenwoordig vaak bij stations aan wat de epoche (het tijdperk) is.
Tijdperken in treintjesland zijn genormeerd per land.
Het blijkt dat voor gebouwen (voor architectuur) soms iets andere tijdperken gelden.
Een andere maatschappij (en deze lijnen hebben vaak minimaal 4 eigenaren gehad) hanteert andere kleurcodes, en schildert een station over van donkerbruin, naar geelbruin of naar grijsblauw.
Het kwam allemaal voor, en bepaalt het begin van een nieuw tijdperk. Zelfde gebouw, andere stijl.
De laatste epoche is het moeilijkst. Veel gebouwen zijn vanaf 1980 vermarkt. Nieuwe eigenaars hebben de stations vaak grondig verbouwd, en lang niet altijd historisch verantwoord. Het verschil tussen een standaard koninklijk Württembergs station en een standaard station van Vering & Wächter is niet altijd zo duidelijk geweest.
Bij renovatie zijn andere ramen geplaatst, gebouwen ertegen aan geplakt, muren zijn versterkt, en boogvormen boven raam en deur zijn rondgemetseld, als ze daarvoor recht gemetseld waren met een rond gevormd houten kozijn.
Sommige stations in epoche 3 hebben een vooruit gestoken hokje op het perron voor de perronopzichter en het schakeltableau, maar lang niet allemaal.
Doel van de Bijlage:
Dit draadje terug brengen tot spreadsheet, aanvullende links, en een paar bewerkte foto's van bouwstijlen.
Huidige bijlage is versie 2.0. De thuis versie is 2.1. Dat terug brengen van dit draadje lukt nog niet erg.
Want het is nog niet af. Waarschijnlijk komt er nog een werkblad bij, over de gebruikte bouwbegrippen.
Afwijkende lijnen (op dit moment 7) (en stations) worden wel genoemd,
maar met een hekje voor de stationsnaam en voor de lijnnaam.
Elk gebouw is ontworpen door een architect(-enbureau)De architectuur blijft me bezig houden: er zijn standaard stationsgebouwen, gebouwd aan andere lijnen, zelfs in voormalig Pruisen, en door andere bouwers, met dezelfde lijnen en contouren als de Würtembergse standaard stations, maar met stilistische verschillen zoals stenen friezen (gemetselde hoekpilaren aan een gebouw) of een volledig bakstenen of zandstenen begane grond. Terwijl de Würtembergse standaard stations op die plekken schindels (houten schilvers) hebben, en zeker geen steen.
Met name bij lijnen gebouwd door Wächter en Vering, valt de overeenkomst sterk op. Dat doet vermoeden dat architect (ontwerp) gelijk is, maar de uitvoering verschilt, b.v. door gebruik van lokaal verworven bouwmateriaal, of dat gekozen is voor een regionale uitstraling. En dat het dan dus niet gaat om Epoche-kenmerken maar om regio-kenmerken.
De keus die de eerste bespreker destijds maakte was zich te beperken tot Würtembergse stations, alle gebouwd door dezelfde opdrachtgever. Die keus leidde tot de aanname dat de opdrachtgever dan dus ook het bouwontwerp bezat, maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn (geweest). Wie die architect feitelijk was, is ondergesneeuwd geraakt.