Simpele vraag, geen simpel antwoord: analoog kun je alle kanten op (veel wegen naar Rome, geen is zaligmakend).
Dus lang.
Als je het voor je zelf het simpelst wil houden, volg de weg van Rob75:
Onafhankelijke_analoge_treinbesturing, een uitleg die gebaseerd is op het Märklin Seinenboek (en daar zijn zeker 3 versies van verschenen, in vele talen, en 2e hands te koop voor rond € 15,-).
Hoe pak je het aan: je begint bij de 3rail wiki en leest je in:
https://wiki.3rail.nl/index.php?title=Categorie:Modelbaanbesturinghttps://wiki.3rail.nl/index.php?title=Analoge_Blokbesturinghttps://wiki.3rail.nl/index.php?title=Onafhankelijke_analoge_treinbesturingAls dat te diep gaat, begin je bij de buren, want die leggen het simpeler (maar ook technischer, elektronischer) uit.
https://encyclopedie.beneluxspoor.net/index.php?title=Analoge_baanbesturinghttps://encyclopedie.beneluxspoor.net/index.php?title=Relaisgestuurd_bloksysteemAls je je met Duits raad weet:
http://www.kazmedia.de/bahn/blocksteuerung.htmlMet o.a. dit plaatje:
Märklin tip 411: analoge automatik schaltungen (bevat min of meer dezelfde info als in de oude Märklin Seinenboeken):
https://www.maerklin.de/fileadmin/media/service/faq/Technik-Tipp-411.pdfStel je een koker voor met 6 tennisballen. Ze kunnen maar een kant op.
De laatste die je in de koker propt, duwt de voorste eruit.
Dat beeld klopt niet helemaal (de oudste die eruit gaat, trekt de nieuwste erin): maar geeft een goed idee.
Stappenplan:
1. teken je baan
2. verdeel die in blokken (elk blok is minstens zo lang als de langste trein)
3. nummer de blokken
4.
bereken aantal seinen en sensors (schakelrails)per blok heb je 1 sein nodig (met een stopplaats), bijvoorbeeld
7188 (sein met treinbeïnvloeding)en een sensor (voor net na het sein); bij M-rails zal dat meestal een
schakelrails zijn
Als een trein van blok II naar blok III rijdt, dan zijn blok II en blok III beide bezet,
en daarom staat het sein aan het eind van blok I op rood.
Dat sein aan het eind van Blok I mag pas groen worden
als de trein uit blok II volledig in blok III staat.
Dat betekent dat je altijd minimaal 1 blok meer moet hebben dan er treinen kunnen rijden.
Bereken aantal trafo'sIn praktijk: bij 10 opeenvolgende blokken rijden er maximaal 3 treinen tegelijkertijd.
En dat aantal treinen is tevens het maximum dat op 1 analoge trafo kan rijden.
In praktijk los ik dat op door in de blokbesturing hier en daar van rijtrafo te wisselen.
Opdat er nooit meer dan 3 treinen tegelijk op 1 trafo proberen te rijden.
Het aantal trafo's dat je analoog nodig hebt, is gerelateerd aan het vermogen, en dus aan het aantal treinen,
maar bij blokgestuurd rijden probeer je analoog te voorkomen dat er in een blokreeks te weinig vermogen is.
Als je zoals bij digitaal boosters in zou kunnen zetten (analoog vertaald zware trafo's met veel meer vermogen dan 30 VA), besef dan dat je dikkere kabels nodig hebt (o.a. voor je ringleiding), relais die bestand zijn tegen meer ampere, en schakelingen met dikkere pinnen. Analoog geldt: liever wat meer ("lichte") trafo's van 30 VA dan 1 hele zware.
(Uitgaande van Märklin trafo's van 10 VA, heb je 1 trafo nodig per 2 blokken; die trafo's zaten in de startset's in mijn jeugd).
Aparte trafo (b.v. lichttrafo) voor seinen, wissels, hulprelaisGa uit van een aparte trafo voor het schakelen van de logica. Probeer dat niet via de rijtrafo's te doen.
Elk sein dat moet schakelen, neemt al gauw 10 VA vermogen. Bij veeltreinen bedrijf heb je automatisch ook veel (blok)seinen. De kans dat er 3 of meer seinen tegelijkertijd moeten schakelen, neemt dan snel toe.
Als je seinen en wissels allemaal via CDU's schakelt, dan sla je meerdere vliegen in een klap: het bespaart op het piekvermogen, en kan daarmee voorkomen dat je 2 lichttrafo's nodig hebt in plaats van 1, en als een trein al op een schakelrails blijft hangen (of als die schakelrails blijft kleven), dan brandt de spoel van sein of wissel niet door.
CDU's vind je in de 3railwiki, maar ook bij de vroegere site van Riny Smetsers (
Power Module Viessmann kloon ). Zo, nu heb je meteen ook een andere naam voor een CDU.
Als je DC-relais gebruikt (in plaats van seinen), zoals ik, neem dan een DC-trafo, in plaats van een lichttrafo, dat bespaart op gelijkrichters die ik anders massaal nodig zou hebben.
Dioden zijn onmisbaarZodra je overstapt op bloksturing omdat je met veel treinen (meer dan 3 in ieder geval) wilt kunnen rijden, komen er schakelingen voor die simpeler zijn met dioden in de schakeldraden. Dioden voorkomen dat sensors onderling strijdige commando's kunnen geven. Zolang je het trafo-vermogen laag houdt, kunnen dat simpele dioden zijn.
Gemakshalve zou ik er 2x zoveel kopen als er blokken zijn.
5.
Nummeren betekent richting gevenJe kunt blokken alleen maar van 1 tot 100 nummeren in de rijrichting.
Als je de rijrichting omdraait, klopt de nummering niet meer (en de schakelingen, bedrading, dus ook niet)
Zodra je besluit dat blokken in twee richtingen bereden kunnen worden, wordt de besturing relatief veel duurder.
Per blok heb je dan 2 seinen nodig (aan beide uiteinden 1), per blok heb je 2 hulprelais nodig om seinbeelden uit en stopplaatsen aan te kunnen schakelen, en 2 sensors (b.v. schakelrails), en dus ook al snel een tiental meter draad extra.
6. Sensors
Bij M-rails nemen veel mensen schakelrails. Maar die zijn niet altijd 100% betrouwbaar (bij K-rails nog minder), daarom kiezen veel mensen voor reedcontacten (of hallsensors), maar die werken met magneten (alle Märklin wissels hebben magnetiseerbare tongen), en zulke sensors moeten b.v. naast de rails gemonteerd om geen bij-effecten te krijgen.
Enkele M-rails rijders zijn, lang geleden, gegaan voor lichtsluizen of voor stroomdetectie middels contactrails.
Dat zijn duur-contacten, en er is dan een
CDU nodig om de puls af te leiden waarmee wissels en seinen schakelen.
Andere sensors hebben andere stroomspecs: met een hallsensor alleen, kun je nog geen wissel of sein omzetten.
(te weinig vermogen), dus zijn hulpschakelingen nodig (b.v. een CDU).
7. stopplaats
In het meest simpele geval (1 rijrichting, lok altijd voorop, geen extra slepers onder wagons) is een stopplaats
2x de lok-lengte, zeg 36 cm.
Bij mij is de stopplaats even lang als het blok (de lok mag voorin, achteraan of in het midden zitten).
Die keus heeft gevolgen voor het type sensor, en de plaatsing van die sensor.
Dat betekent o.a. een loskoppeling van seinbeeld en stopplaats (een sein staat op rood, toch moet de trein op de "stopplaats" rijden, en mag pas stoppen mits hij het vorige blok 100% heeft verlaten).
Bij analoog Märklin (blok-)sein gebruik worden logische begrippen verdoezeld: een trein mag ongecontroleerd doorrijden tot aan een stopplaats; en als de lok een trein duwt in plaats van trekt, dan maak je het jezelf alleen maar moeilijk.
8. remweg
Sommige mensen vinden een afremmende en optrekkende trein het summum van werkelijkheidsgetrouw.
Daarvoor is rijlengte nodig, voor en na het sein. Die moet je (willen) hebben, dat is een keus. Het gaat niet vanzelf.
Er zijn afremmodules voor de beter gesitueerden, diodematrixes voor de minima, en je kunt afremmen aan de rails (geïsoleerde secties) of op een niveautje hoger (op blokniveau).
Met punt 1 t/m 5 kom je al een heel eind.
Verdeeldheid begon bij het bezuinigen op seinenBij punt 4 (seinen) gaan de meningen van analoogrijders sterk uiteen lopen. Je kunt seinen vervangen door veel goedkopere elektronische relais (bistabiel of monostabiel), of door transistorschakelingen. De keus die je maakt, bepaalt ook de plaatsing van en het aantal sensoren, het type sensoren en de noodzaak om al of niet CDU's in te bouwen.
Laat zo'n sein 2e hands € 12-20 kosten en een schakelrail € 2,50 tot € 6,- per stuk. Vergelijk dat met € 0,60 voor een monostabiel relais, € 1,60 voor een bistabiel relais, € 0,05 voor een reedcontact, en € 0,05 voor een supermagneet, en je snapt dat er wildgroei ontstond.
Als je die prijzen vergelijkt met nieuwe Arduino's met monostabiele relaisprintkaarten (16 monostabiele relais voor € 5,-), dan begrijp je dat er ook nog steeds nieuwe analoge wildgroei ontstaat.
Verkijk je niet op het aantal relais. Zo'n relais kaart heeft een CDU aan boord. Daardoor kan de kaart 2-3 relais min of meer tegelijkertijd aansturen, maar ook niet meer dan dat. Software moet zorgen voor timing, opdat relais wel na elkaar aangestuurd kunnen worden. Op Arduino forums duikt van tijd tot tijd de vraag op hoe je de 2e serie van 8 relais aan de praat krijgt. De eerste 8 relais aansturen schijnt altijd wel te lukken. Een antwoord daarop ben ik nog niet tegen gekomen.
Er zijn vele wegen die naar Rome leiden. Vrijheid, blijheid, kies wat bij je past.
Natuurlijk kun je die Arduino relais boards niet direct aansturen met schakelrails. Er moet een Arduino (Uno of Mega) tussen, want de relais worden met software aangestuurd, en de schakelrails moeten door die Arduino als pinnen worden uitgelezen (ook met software), en die software mag je dan zelf schrijven, want die bestaat nog niet.
Logica BlokbesturingOld School Analoog Märklin gaat uit van schakelrails die seinen achter zich op rood zetten, en twee blokken eerder op groen. Tussen 2 stopplaatsen in rijdt een trein op de vrije baan (rijspanning rechtstreeks van trafo en/of ringleiding).
Dit komt erop neer dat de voorkant van de trein bewaakt wordt: daar zit de lok, (en dus de sleper).
Elke trein geeft (in principe) maximaal 1 signaal per sensor (tenzij wagons verlicht zijn, en een eigen sleper hebben). Een trein die te lang is voor een blok stopt wel, maar kan onbedoeld achter over de blokgrens blijven uitsteken (en als daar toevallig een wissel ligt, oeps ...)
Een tweede leerschool benadrukt dat je de achterkant van de trein moet bewaken. Dat heeft ook z'n redenen.
En gevolgen. Een trein die te lang is voor een blok, stopt niet, steekt niet aan de achterkant uit over de blokgrens, maar rijdt eventueel wel door een rood bloksein voor zich, waar misschien een trein had kunnen staan, en oeps ...)
Een derde leerschool bepleit dat elke trein voor en achter een sleepcontact of magneet heeft; 1 sensor geeft dan 2 signalen. Een trein rijdt een blok in tot het tweede signaal conditioneel de inrit afbreekt. Een trein die te lang is voor een blok, rijdt eventueel door een rood sein (, en .... oeps)
Die verschillende stromingen hebben eigen oplossingen voor goedwerkende schakelingen, en die schakelingen verschillen uiteraard van elkaar, o.a. qua type bestanddelen.