Ik zet m'n computer vaak gewoon op 'Sleep' als ik wat anders ga doen. Steeds opnieuw invoeren zou me te veel werk zijn, ook al gaat het werken met WinTrack veel sneller dan toen ik er net mee was begonnen.
Overigens is het soms juist wel handig om iets opnieuw in te voeren. Hier en daar zijn er doorgaans wat afwijkingingen. Als er ergens bijvoorbeeld een rechte rail van 187 mm zou passen, leg ik er een 24188, ook al is die 1,3 mm te lang. Als je dan later iets in de buurt gaat wijzigen zonder die 24188 weg te halen, blijft die afwijking in het plan zitten, ook al is hij niet meer relevant. Als je dan even verderop weer een afwijking nodig hebt, enzovoorts, kan het zijn dat je na verloop van tijd een heleboel afwijkingen krijgt die elkaar versterken. Met name als er meerdere wissels dicht bij elkaar liggen die via verschillende routes verbonden zijn, is het oppassen. Om die reden leg ik een wisselstraat doorgaans helemaal opnieuw als ik er iets aan wil veranderen.
Nadat ik het laatste ontwerp een tijdje had laten bezinken, bedacht ik iets om rondrijden mogelijk te maken zonder het schaduwstation (veel) kleiner te maken of helemaal om te gooien. Het resultaat staat hieronder. Stel dat het buitenste spoor van de helix gebruikt wordt om te stijgen, dan kan een trein vlak nadat hij daarmee is begonnen alweer afslaan, om via een route buiten de helix om weer naar het schaduwstation terug te keren. Hij komt uit bij de wisselstraat in het schaduwstation, waardoor een groot deel daarvan rechtstreeks bereikbaar is (en zonodig de rest ook, door een stukje achteruit te rijden).
In plaats van de meegebogen slanke wissels onderaan de helix heb ik nu bij de aansluiting op het schaduwstation een paar gewone gebruikt. Die zijn immers goedkoper en ook nog eens iets minder storingsgevoelig. Het was even puzzelen om ze in te passen, maar het is gelukt.
Eén van de doodlopende spoortjes is gesneuveld. Daar was geen plaats meer voor, of het zou wel érg kort worden. Als je wilt, kun je desondanks nog heel wat keertreinen parkeren, maar dan gewoon op de doorgaande sporen.
Bij een maximale helling van 3% kun je het schaduwstation 26 cm onder het maaiveld leggen. Een klein deel van de sporen ligt relatief ver van de rand, dat is niet gunstig voor de bereikbaaheid. Misschien is het wel een goed idee om een extra omwenteling te maken met de helix. Bij 3% voor het binnenste spoor levert dat 97 mm extra op, dan wordt het bijna 36 cm.
Het tweede plaatje geeft de hoogtes weer (het maaiveld ligt op 1000 mm). Meestal controleer ik alleen of de stijgingen binnen de perken blijven en de hoogteverschillen van boven elkaar liggende sporen groot genoeg zijn, zonder overal exact hoogtes te bepalen. Omdat het misschien niet direct duidelijk is hoe de hoogtes onderin de helix en bij het 'omrijspoor' moeten zijn, ben ik deze keer een stap verder gegaan. Desalniettemin moet je het als indicatie zien, het hoeft niet tot op de milimeter zo te worden.