Je schrijft 'lichtjes'. Wat voor lichtjes bedoel je daarmee? Zijn het leds of kleine gloeilampjes?
Gloeilampjes waren er eerst, leds kwamen pas later. Leds gebruiken (veel) minder vermogen voor eenzelfde hoeveelheid licht, dus kun je meer verlichting laten branden op voeding van een bepaald vermogen. Gloeilampjes gaan na verloop van tijd kapot, leds gaan véél langer mee. Dat zijn twee belangrijke argumenten voor leds.
Bij leds heb je altijd minimaal één voorschakelweerstand nodig. Bij lampjes vaak ook, maar niet altijd. Leds zijn diodes en die geleiden maar in één richting stroom. Dat werkt prima met een gelijkstroomvoeding, maar als je ze op een wisselstroomtransformator aansluit, moet je daar rekening mee houden. Als je je leds niet al te fel laat branden, kun je de schakeling van het eerste plaatje gebruiken: twee leds parallel, in tegengestelde richting. De ene helft van de tijd brandt de ene led, de andere helft de andere. Bij 50 Hz zijn de veranderingen zo snel, dat het lijkt alsof ze continue branden. Als je gaat filmen, kun je wel wat rare lichteffecten krijgen. Als je iets verder wilt gaan, gebruik je een eenvoudige gelijkrichter, daarmee zet je de wisselstroom om in gelijkstroom.
Je kunt natuurlijk een wisselstroom-transformator of gelijkstroomvoeding kopen, maar je kunt net zo goed een voeding van een oud apparaat hergebruiken. Zo heb ik hier nog een oude voeding van een CD-speler liggen. "OUTPUT: 9 V dc 1000 mA" staat er op, dat voldoet prima voor het laten branden van héél veel leds. Het tweede plaatje toont een bruikbare schakeling voor twee leds. Dit laat zien dat je met meerdere leds (of lampjes) in serie maar één voorschakelweerstand nodig hebt. De waarde van de weerstand hangt af van de gewenste hoeveelheid licht en van de karakteristieken van de diodes.
Voor de berekeningmoet je twee dingen achterhalen. Ten eerste: hoeveel stroom wil je er doorheen laten gaan? Als het te weinig is, geeft hij onvoldoende licht. Zeker niet teveel, dan gaat hij stuk. Het maximum staat in de specificaties van de diode. Hoeveel je nodig hebt voor voldoende licht, zul je in de praktijk moeten uitproberen. Laten we aannemen dat je 10 mA wilt (dat is overigens best veel). Ten tweede: wat is de spanningsval over de diode? Die hangt af van de stroom door de diode en ook deze informatie staat in de specificaties. Laten we aannemen dat het 3 V is. Omdat er twee diodes in serie geschakeld zijn, is de spanningval het dubbele, ofwel 6 V.
De formule voor de voorschakelweerstand R:
Weerstand | = (Voedingsspanning - Spanningsval) / Stroom |
| = (9 - 6) / 0.010 |
| = 300 Ω |
Nu is dit een wat minder gangbare waarde voor weerstanden: de twee dichtstbijzijnde zijn 270 Ω en 330 Ω. Het komt niet zo nauw. Bij 270 Ω heb je iets meer stroom door de leds en dus ook iets meer licht. En zolang het maar onder het maximum van de leds blijft, zit je goed.
Zoals het derde en laatste plaatje toont, kun je meermalen een paar diodes met voorschakelweerstand aansluiten op dezelfde voeding. Als elk paar 10 mA gebruikt, kunnen er 200 leds branden op een 9V, 1000 mA voeding.
LinksVoorschakelweerstand berekenenAlles over ledsElectronica basis Dit artikel begint met de uitleg van een gelijkrichter.