Sorry Petrus voor het 'vervuilen' van je draadje.
: Het licht gaat steeds verder uit. De wet van Ohm (R=U/I) is mij bekend. Ook is mij bekend, dat geleiders een zogenaamde 'soortelijke' weerstand kennen. Ik heb ooit geleerd, dat elektrische stroom een bewegende lading is en dat des te meer lading er per tijdseenheid passeert, de stroomsterkte hoger is. Daarbij geleerd dat deze bewegende lading elektronen zijn. Aangezien elektronen fysieke deeltjes zijn, kan het dus niet zijn, dat deze onderweg verdwijnen, dus het aantal elektronen dat een draad ingaat, moet er dus ook weer uitkomen. Dat betekent in mijn beleving, dat de stroomsterkte dus niet afneemt.
De spanning daarentegen is de energie, die de lading meekrijgt. Deze energie moet ingezet worden om de elektronen naar de 'andere' kant te krijgen. De weerstand binnen het materiaal zorgt er dus voor, dat er energie 'gebruikt' moet worden om deze weerstand te overwinnen. Dit betekent dan, dat de hoeveelheid energie, die de lading heeft, gedurende de rit afneemt en dus daalt de spanning.
Vanuit deze kennis redeneer ik dan, dat het vermogen, naarmate de af te leggen afstand groter wordt, afneemt. Dit, omdat I gelijk blijft en U kleiner wordt. Dus als wissels verder van het aansluitpunt liggen is er dus sprake van meerdere contacten en is er dus ook een grotere kans op slechte contacten en dus een grotere weerstand en daardoor een groter verlies van vermogen.
De aandrijving komt dan - lijkt mij - vermogen tekort om zijn taak goed te doen en gaat dus, zoals Laurent het beschreef, fladderen. Dus redeneer ik dan: Al deze contacten via rails overslaan en een direct verbinding maken met de bron, in dit geval de aansluiting op de rails.
Maar zoals al eerder geschreven, denk ik misschien wel onzin en heb ik niet goed opgelet.