Citaat van: henri op vrijdag 17 maart 2017, 18:50:33
Is dat een kwestie van sleper er onder zetten, een omschakelrelais inbouwen en een paar draadjes anders vast vastsolderen?
Is het echt zo simpel? Ja, meestal wel.
Maar een enkele keer niet. En dat hangt van meerdere zaken af.
https://forum.3rail.nl/index.php?topic=15164.0 2-rail -> 3-rail
staat helemaal bovenaan, en geeft al diverse info.
Belangrijk zijn 7 zaken:
1. type sleper
2. omschakelrelais (FRU vs. decoder)
3. stroomafname op de draaistellen
4. type rails: wielen van 2-rail naar 3-rail speelt vooral bij C-rails
5. railcode: code 100 wielen versus rp25 wielen (code 100 geeft zelden problemen)
6. type koppeling en kortkoppelingsmechanisme
7. wielafstand (14,0 versus 14,4 mm)
ad. 1: Sleper inbouwBij sommige locs (o.a. Mehano, soms Lima) is weinig ruimte voor sleper-inbouw.
Twee alternatieven: dunnere sleper of aanpassing ophanging.
Je merkt het meestal pas als je een sleper hebt geplaatst: als er te weinig ruimte onder het draaistel is, dan kan de sleper niet opveren bij het passeren van de binnenste spoorstaven op wissels. Dat betekent dat de loc blijft hangen, kortsluiting maakt of ontspoort. Je merkt dat dus pas tijdens de testrit op een wissel.
ad. 2: Omschakelrelais, FRU's versus decodersEen 2-rail loc heeft een DC-motor. Vroeger bestonden er zogenaamde elektronische omschakelrelais. Later waren ze te koop als FRU ( Fahrt Richtungs Umschalter, o.i.d.). Deze elektronische bouwstenen schakelden de rijrichting om bij 22-30 vAC, zorgden voor licht (en lichtwissel), en lieten de loc rijden op wisselstroom (oftewel werkten tevens als gelijkrichter).
Zulke elektronische omschakelrelais zijn soms nog van forumleden over te nemen, maar nieuw zijn deze zgn FRU's niet meer leverbaar. Meestal zul je het advies krijgen een decoder in te bouwen, en deze op analoog in te stellen.
Let op: zodra je een decoder inbouwt, heb je een nieuw probleem op een ouderwetse analoge treinbaan: het gebruik van een blauwe trafo om de rijrichting om te schakelen. Een loc met decoder vereist meestal (hangt van de gevoeligheid van de decoder af) een witte trafo in plaats van een blauwe. Als je dus nog rijdt met oude trafo's, dan moet je of een FRU zoeken, of een nieuwe trafo.
Sinds de tijd van de digitalisering spreekt men meestal niet meer van omschakelrelais; feitelijk is het dat ook niet meer. Men beperkt die term tegenwoordig tot het relais dat Marklin inbouwde in haar analoge locs.
ad. 3: Draaistel stroomafname (massa):Stroomafname op de wielen zit bij de meeste 2-rail locs met 1 stroomafnemer per draaistel (1 voor de plus, 1 voor de min). Handiger is om op beide draaistellen 2 stroomafnemers te monteren voor optimale massa; een loc passeert dan wissels en kruiswissels eenvoudiger. Wat vaker gedaan wordt, is van het 2e draaistel de wielen (assen) om te draaien om zo de massa aan te kunnen sluiten (en dat is dus iets anders).
ad. 4: Rails type C-rails is gevoeliger voor afwijkende wielen (en met name de flenshoogte en flensbreedte dan M-rails of K-rails. Vooral testen op wissels (met name 3-weg en kruiswissel) moet uitwijzen of de wielen wegzakken in de puntstukken. Zo ja, dan moeten de 2-rail wielen vervangen door 3-rail wielen.
Dat wegzakken gebeurt vooral bij rp25-wielen. Als wielen code 100 compatible zijn, gebeurt dat zelden.
Amerikaanse modellen zijn extra gevoelig omdat ze een andere loopvlak wielbreedte hebben.
ad. 5: Rail code Code 120 (M-rails), code 100 (K-rails), en code 83 (C-rails) maken uit voor de compatibiliteit van de wielen. RP25 wielen geven op alle 3 de railtypes problemen met wegzakken in de puntstukken.
Dat is op 2 manieren te verhelpen: of de wielen aanpassen, of de gleuven in de puntstukken opvullen met folie van een geringe dikte (b.v. 0,3 mm). Wat je doet, hangt af van het aantal afwijkende wielen op de baan. Voor 1 loc zul je eerder de wielen verwisselen, dan inlegkruisjes in de puntstukken aan brengen.
Bij locomotieven is het wisselen van wielen (2-rail -> 3-rail) lastiger dan bij wagons en treinstellen.
ad. 6: KoppelingenBij koppelingen speelt de hoogte van de koppeling, het type koppeling en de wijze waarop de koppeling vast zit aan de opbouw, het draaistel of het chassis van de loc. Er valt niet iets eenduidigs over te zeggen, behalve dat zal blijken of het past of niet. Als het niet past, dan heb je een probleem.
Ik zou dat eerst testen voor ik aan een eventuele ombouw begin. Problemen met koppelingen spelen vooral een rol bij oudere analoge locs zonder NEM-schacht. Als de loc wel NEM-schachten heeft, is alleen de juiste hoogte relevant (van wagonsleep of treinstellen).
ad. 7 WielafstandEr zijn wielpersjes in omloop. Daarmee kun je de afstand van de wielen op de as terug persen tot of oprekken tot 14,0 mm, zijnde de 3-rail maat. Tweerail wielen staan vaak op 14,3 tot 14,4 mm uiteen.
Of dat zo is merk je snel genoeg op een meegebogen wissel. Als de loc recht door het midden wil, en over de rails heen klimt om dat te bereiken, dan staan de wielen te ver uit elkaar.