Meten of weten: welk type trein rijdt in dit blokAls je op basis van per-blok mixt, dan zijn er basaal twee systemen om vast te stellen wat voor trein er op weg is naar het volgende blok: de keus is meten of weten. In de door jou gewenste situatie analoog of digitaal. In mijn geval 2-rail of 3-rail analoog.
Meten (dynamisch) betekent dat je een manier moet vinden om te meten of er een digitaal verbruiker op de rails zit in het huidige blok (en dus in ieder blok opnieuw). Iemand die daarvoor een oplossing gebouwd heeft, is Aswin Krol (zijn website is vaak uit de lucht
http://www.aswinkrol.nl/ , vandaag ook). Aan schema's voor zijn schakeling is nog wel te komen, via via.
Weten (statisch) betekent dat je, te beginnen vanaf het programma spoor, per blok bijhoudt wat de huidige trein voor type trein is. Dat kan per relais of middels een computerprogramma, zoals Koploper van Paul Haagsma.
Basis principe computer gestuurd (dus ook cs2, cs3, esu , linux, of verzin maar wat)Bij digitaal blokgestuurd rijden moet je de meldingen (analoog zijn dat de signalen van schakelrails, reedcontacten waarmee direct relais geschakeld worden, digitaal s88) via een interface sturen naar een computer, en moet je de "bevelen" (analoog is dat het omschakelen van die relais, digitaal s83) geven vanuit die computer. Analoog lopen de lijnen direct (de signalen schakelen zelf iets), digitaal lopen de lijnen altijd via een computer (die op basis van de signalen en de software schakelt).
Aanpak is baanontwerp-overstijgendJe begrijpt dat zo'n aanpak het nivo baanontwerp overstijgt. Niet het ontwerp is bepalend. De aanpak zelf bepaalt wat je kunt (blokgestuurd, elke spoorsectie ligt in een blok, zo heb je een keerlusblok, een doodlopendspoor-blok, en een wisselstraatblok (en bedenk alvast dat enkele van zulke blokken niet kunnen bestaan in koploper en itrain, daar heten zulk secties anders, maar het werkt wel).
Makkelijkste insteek: PC met KoploperStel je besluit van meet aan te werken met computerbesturing. Dan maak je het jezelf meteen een stuk gemakkelijker. Je hoeft dan de besturing (=analoge en digitale logica) niet te mixen: alle relais schakelen altijd via de interface, aangestuurd door die computer, en alle bezetmeldingen komen binnen op die computer via de interface. Zoals een van onze
Vlaamse vrienden het beschreef: bezetmeldingen vergen een LDT HSI (t.b.v. s88 signalen). En de relais stuur je aan via een OC32. Meer hierover bij
Analoog rijden met Koploper van Fred Lion.
En in die OC32 schuilt de grootste hindernis. Hij kan het beste overweg met monostabiele relais, en die heb je voor van alles nodig: wissels, seinbeelden, en rijspanning per blok. Het handigste voor het type trein (rijspanning) zijn monostabiele relais met 2 standen (een stabiele voorkeurstand, en een instabiele uitzondering toestand, oftewel analoog en digitaal). Fred Lion heeft een voorkeurstand digitaal, en een instabiele stand analoog (omdat de meeste locs van hem digitaal zijn).
arduino aanpak: er zijn er veleEr zijn op dit moment (vooral op
beneluxspoor.net en op
stummiforum.de) mensen bezig met arduino; dat is flexibeler, maar je moet ook meer zelf kunnen doen, zowel hardware- als softwarematig. En ook daarvoor geldt dat je bijna alles met monostabiele relais moet leren schakelen, omdat je per arduino een beperkt aantal pinnen hebt om iets mee te schakelen.
Als je kiest voor computer besturing, dan worden je wissels en seinen dus ook via de computer (via oc32) (analoog) bestuurd. Als je geen besturing per computer wilt, maak je het jezelf lastiger.
Besturing zonder computer, maar wel met blokken en met relaisPer blok heb je dan een relais nodig bezet/vrij, en een relais analoog/digitaal. Als de trein analoog is, dan het je per blok ook een relais nodig voor rijden/stoppen (en eventueel een relais remmen). Als de trein digitaal bestuurd is, dan staat het rijden/stoppen relais uit. De digitale trein heeft altijd rijspanning.
Extra voorzieningen die je analoog o.a. moet treffen: rijrichting (analoog omschakelen), wisselstraten (rijwegen instellen), en bij pendelen met loc voorop loc-wissel of loc-omloop, en bij lange, uit meerdere blokken bestaande, bij enkelsporige lijnen moet je een superblok kunnen managen (want zodra het 1ste blok uit een blokreeks bezet is, zijn ze, analoog en digitaal, allemaal bezet).
Bloklengte, stopsectie lengte, wisselstraatAls je analoog en digitaal mixt (of 2-rail en 3-rail mixt), dan is elk blok tenminste net zo lang als de langste trein, en is elke stopsectie net zo lang als de langste trein (en in principe net zo lang als het blok).
Dat komt omdat de loc voorop, maar ook achteraan kan zitten (treinstellen, trekduw-treinen), en dus de stroomafname van de trein voor en of achter kan zitten. Elk blok, elke wisselstraat is volledig analoog of digitaal bestuurd. Het een of het ander.