Op dit moment stel ik nog geen vraag, dit is het voorwerk:

Een paar jaar terug liep ik op tegen een aanbieding Piko-A wissels. Deze 2-rail rails lijkt veel op K-rail, ook Code 100, ook zwarte bielzen, ook RVS-kleurige staven (al is het nikkelzilver), maar de bielzen zijn een fractie smaller, en de diverse boogradialen en hartafstanden zijn net een paar millimeter anders.

Globaal geldt:
R1 2221=>55211
R2 2231=>55212
R3 niets=>55213
R4 2241=>55214
R5 2251=>niets

Piko-A heeft hart-op-hart een vaste afstand van 61,9 mm,
Slanke K-rails heeft hart-op-hart een afstand van 57 mm.

Ik kocht een stel Piko-A boogwissels (R2=>R3, R3=>R4), nadat ik op een Duitse site las dat je vrij gemakkelijk peco puko's op een rolletje kon aanbrengen op Piko-A wissels (met behulp van een soldeerbout als strijkijzer). Inmiddels heb ik dat getest, en het werkt.

Dat bracht me op het volgende: een ingang en uitgang van een schaduwstation, bestaande uit 3 sporen:

De afstand tussen S1<->E1 wordt bepaald door een hart-op-hart afstand van 57 mm tussen elke rails.

Linksrijdend gaat S1=>E1, rechtsrijdend andersom, enz. Je kunt je het gehele schaduwstation  voorstellen als een 3-tal uitgestelde lussen. Er zijn maar 2 sporen die een beetje wringen (0,1 mm teveel) met standaardrails, met flexrails past het uiteraard beter.

Voordeel van deze aanpak is, dat het gehele schaduwstation van 3x 8 meter opstelspoorlengte begint en eindigt met slechts 2 slanke wissels (dat scheelt ontsporingskansen). Het nadeel is, dat er een aangepaste logica nodig is om analoog 3 treinen per opstelspoor te laten stoppen, of (want mijn geest gaat sneller dan de daad) 6 korte treinen versus 3 lange.

Omdat ik 2+3 rail blijf rijden, spreek ik over blokken, want elk blok is 2- of 3-rail, afhankelijk van het type trein.
Als een trein rijdt van het huidige naar het volgende blok, dan kopieert hij de (2/3 rail) stand mee, en in theorie ook de rijrichting-stand (rijrichting is in dit schaduwstation niet van toepassing). Die rijdende trein meldt het volgende blok bezet zodra hij een wiel over de grens zet,  en geeft het huidige vrij zodra hij dat volledig heeft verlaten. Rijden/Stoppen hangt hier indirect mee samen, maar is een andere schakeling.
Als een trein mag rijden, wordt de rijspanning gevoed via het 2/3-rail relais.

Wissels vormen een apart geval. In geen enkele bestaande theorie over blokken vormen wissels een onderdeel van blokken. Wel worden wissels vaak elektrisch getrokken bij een aangrenzend blok, en als je 2+3 rail rijdt, dan zal dat ook moeten, want ook de rails op wissels worden 2- of 3-rail gevoed, en wisselstraten kunnen meestal maar door 1 trein tegelijkertijd bereden worden (uitzonderingen zoals de hosentrager daargelaten). Als je 2+3-rail rijdt, zul je dus ook moeten weten wanneer een wisselstraat vrijgegeven kan worden, liefst zo snel mogelijk.
 
Digitaal kun je dynamische blokken toepassen (soms zijn dat blokken die uit subblokken bestaan).

Analoog splitst een snuffelpaal op treinlengte, en bepaalt een schakeling dan waar treinen terecht kunnen. Het binnenrijden is simpel te overzien, het uitrijden vergt iets meer denkwerk. Een deadlock is iets om mee rekening te houden, vooral als er meer korte treinen zijn dan lange, of omgekeerd.

(wordt vervolgd)