Het op snelheid passeren van een groen sein.We gaan verder waar we gebleven waren.
Het volgende schema is gelijk aan de laatste van de vorige sessie, met enkele kleine mutaties in de bedrading van de rechter matrix. Ook is er een gereserveerde schakelrail vervallen:
Twee circuits.Door gebruik van de dubbele diodematrix remmen de treinen keurig af en rijden ook langzaam weg. Echter doen ze dat als het sein rood staat, maar ook bij groen.
Aan de rechterzijde van de rechtermatrix is met paars een tweede circuit gecreëerd. De aansluitingen zullen de baanstukken gaan voeden. We zullen straks zien hoe beide circuits geïntegreerd gaan worden.
Verschillende situaties, verschillende snelheden.Wanneer het sein groen staat mag de trein volle snelheid doorrijden. Dit realiseren we met een relais 7045, die we als enkelvoudige maakschakelaar gebruiken. Wanneer de schakelaar aan staat zorgt de verbinding voor een hogere spanning op de uitgangen van de linker matrix. Het relais wordt geschakeld (sr1a) vóór de trein aan het remtraject begint, maar alleen als het sein op groen staat. Door het relais standaard aan te zetten keren we de situatie om: alleen als het sein op rood staat, zetten we de gereduceerde spanning op het traject en anders doen we niets, staat het relais dus aan en heeft het traject de hogere spanning.
Wanneer we het relais standaard uit hebben staan en schakelen als het sein groen staat, doet zich een ongewenst verschijnsel voor: wanneer de trein op het remtraject rijdt en het sein springt op groen zal de trein direct volle snelheid gaat rijden, wanneer een trein een tweede sleper heeft. Het alternatief zou zijn om ook dit relais, net als het sein, te voorzien van een beveiligingsrelais, die er voor zorgt dat de schakelrail maar één keer een puls kan geven. Zo sparen we dus per blok een relais uit.
De trein zal nu eerst helemaal afremmen tot aan het sein en daarna weer optrekken, ook al wordt het sein al in de eerste fase van het remmen op groen gezet.
Schakelen over geel.Het afhankelijk van de kleur van het sein schakelen van het relais, regelen we door de gele draad op de rode bus op het sein, welke normaliter gebruikt wordt voor het voorsein, aan te sluiten. In dit geval wordt het relais dus zowel over massa (schakelrail) als over de fase, de gele draad, geschakeld (via het sein).
Om het relais weer op de beginstand te zetten, gebruiken we een schakelrail aan het begin van het volgende blok (sr1b):
De rechter matrix (2e circuit) wordt via het relais gevoed door de paarse draad. Wanneer het relais verbinding maakt zijn de uitgangsspanningen op de aansluitingen van de rechter matrix, zoals is aangegeven.
Het integreren van de circuits.Door de gewenste uitgangsspanningen met elkaar te verbinden, voeden we via beide circuits dezelfde baanstukken. Belangrijk is hier, dat door het verbinden de juiste spanning op ieder baanstuk staat en dat niet een te hoge spanning wordt doorgegeven. Dit is even puzzelen, maar dat heb ik voor jullie reeds gedaan.
Hier geven de paarse draden de juiste aansluiting weer, waardoor we langs de rails een tweede reeks cijfers zien, die de snelheid aangeeft, wanneer het sein groen is.
Merk op dat een groen sein alleen door de eigen sleper op rood gezet kan worden (s1a) en dat de snelheid hoog blijft, ook al staat het sein rood.
Het rode, door het sein geschakelde baanstuk schakelt wel uit, als het sein op rood springt. Vervelend als een achteropkomende sleper voor binnenverlichting zorgt. De volgende keer laat ik zien hoe dit te voorkomen. Sterker nog, ik zal laten zien hoe, onafhankelijk van de kleur van het sein, de binnenverlichting min of meer gelijkmatig blijft branden.
Tot dan?
Rob