Baureihe 230/180In het "Weeshuis" deze keer aandacht voor een DDR-loc, die hier in het westen misschien niet zo bekend is. Ik zelf had er tenminste tot voor kort nog nooit van gehoord, maar dat kan natuurlijk ook vooral aan mij liggen...
In de jaren tachtig ontstond er ook bij de Deutsche Reichsbahn (DR) behoefte aan een meersysteemloc. Zo'n loctype was vooral noodzakelijk om het toenemende, grensoverschrijdende verkeer tussen de DDR en Tsjechoslowakije sneller te kunnen laten verlopen. In de DDR had men echter geen ervaring met het bouwen van tweesysteemlocs en bovendien had LEW Henningsdorf - de 'huisleverancier' van de DR - het midden jaren tachtig al veel te druk met de bouw van de serie 243. Daarom werd gekozen voor de Tsjechische treinfabrikant Skoda uit Pilsen. Skoda had namelijk al in de jaren zestig voor de verschillende stroomsystemen in Tsjechoslowakije tweesysteemlocs ontworpen. Het Duitse wisselstroomsysteem van 16
2/3 Hz/15 kV was echter ook voor Skoda nieuw. De nieuwe loc moest geschikt zijn voor zowel zware sneltreinen (top 100 tot 120 km/h) als goederentreinen. Op 25 februari 1988 werd de voorserieloc 230 001 aan de DR overgedragen. Na bijna drie jaar testen werd eind 1990 gestart met de serieproductie en tussen februari en april 1991 - dus al na de hereniging van West- en Oost-Duitsland! - werden de locs 230 002 tot en met 020 afgeleverd. Oorspronkelijk zouden er veertig exemplaren besteld worden, maar het bleef bij twintig stuks omdat de ČSD (de Tsjechische Staatsspoorwegen) ook vijftien, vrijwel identieke exemplaren kregen (Serie 372) die eveneens tussen de DDR en Tschechië moesten gaan rijden.
230 014. Bad Schandau, 11 oktober 1991.Foto:
Rolf Köstner 230 017 en 002. Dresden, 11 oktober 1991.Foto:
Rolf Köstner De 230-locs kregen een heel herkenbaar uiterlijk door de markante kopvorm, de grote ventilatieroosters op het dak en de asymmetrische zijkanten: de linkerzijde heeft vier vensters, terwijl aan de rechterzijde nog meer ventilatieroosters zitten. Ze werden in de karakteristieke bordeauxrode kleur van de DR en met een rondomlopende, witte bies afgeleverd.
Op 1 juni 1991 begonnen de locs uit de serie 230 en 372 via de Elberoute te rijden tussen Praag en Dresden en later ook verder naar Leipzig en Berlijn. Vanwege de beperkte topsnelheid werden de Duitse locs al in 1993 - intussen omgedoopt tot Baureihe 180 - niet meer ingezet voor de luxe reizigerstreinen tussen Dresden en Berlijn, maar vervangen door de snellere BR 112 (ex-DR 212). Daarvoor in de plaats mochten ze nu de EC-treinen tussen Berlijn en Warschau gaan trekken, aangezien in Polen hetzelfde gelijkstroomsysteem van 3kV gehanteerd werd. In het goederenverkeer bleven de locs echter tussen Tsjechië, Polen en Duitsland pendelen. De reizigerstreinen tussen Dresden en Praag werden geheel overgenomen door de Serie 372, die nu - na tot 160 km/h omgebouwd te zijn - officieel als Serie 371 te boek stond.
Ook de DB had plannen om de 180-locs allemaal om te bouwen tot 160 km/h. De voorserieloc 001 werd daarvoor in 1993 naar Skoda gestuurd en kwam in juni 1994 terug. Er werd een omvangrijk testprogramma gestart maar de andere locs werden nooit meer aangepast. De 001 werd zelfs aan de ČD (de opvolger van de ČSD) gegeven, als vervanging voor de 372 006 die in Dresden verongelukt was. De loc gaat sindsdien als 371 201 door het leven.
De overgebleven negentien locs zijn momenteel in handen van DB Schenker Rail. Ook nu nog kun je de locs voor goederentreinen overal in Duitsland aantreffen, waarbij een paar locs zelfs nog in de originele bordeauxrode kleur zouden rondrijden.
180 014. Koblenz-Lützel, 19 mei 2007.Foto: Tobias Hirsch
Groet, Marc
Bronnen:
- Eisenbahn-Kurier Special 77: Die deutschen Mehrsystem-Lokomotiven, Freiburg 2005
- Klaus-Jürgen Kühne: Typenkompass. Loks der DDR 1949-1990, Stuttgart 2010.